Op de scooter naar de stembus
Voor het eerst in jaren gebeurde er iets in de Belgische politiek waar we wat positiefs van kunnen leren. Gent heeft namelijk geëxperimenteerd met de stemgerechtigde leeftijd. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 werden 16- en 17-jarigen opgeroepen om te gaan stemmen. De biljetten waren niet officieel, maar het stadsbestuur zou de resultaten wel in overweging nemen na de verkiezingen.[1] Promovendus Dieter Stiers onderzocht in een team hoe dat uitpakte. De resultaten zijn positief. Daarom ben ik van mening dat de stemleeftijd verlaagd moet worden naar 16 jaar.
Dat we mogen stemmen spreekt voor zich en nemen we voor lief. Laten we, alvorens op de pubers in te gaan, eerst eens kijken naar de funderingen van het stemrecht. De onderstaande uitweiding is van belang voor de criteria van mijn betoog: in principe zou iedereen mogen stemmen, en alleen als mensen de politiek niet zouden kunnen begrijpen mag hen het stemrecht onthouden worden.
Voor de gemiddelde lezer van de Blaeuwe Hoedt behoeft de stelling dat overheidsoptreden een vorm van onderdrukking is geen toelichting. Voor de rest van het publiek heb ik voorbeelden genoeg: je krijgt ambtenaren op je dak als je minderjarig bent en niet naar school gaat, waardoor het kabinet Rutte III scholieren in feite urenlang opsluit tussen vier muren en wat boeken. Als je je vrienden op de fiets appt dat je wat later komt pakt de politie 95 euro van je af. Als je iemand in elkaar slaat kun je achter tralies terecht raken. Tenslotte moet je belasting betalen, en wie dat niet doet komt in aanraking met de machtsmiddelen van vadertje staat. Zo dwingt de overheid je om geld af te staan, waardoor je (bijvoorbeeld) 32% van de tijd dat je werkt verplicht wordt je lichaam te gebruiken voor de Belastingdienst. Dat is in beginsel een vorm van slavernij.
We hebben er niet voor gekozen om onder de Nederlandse wetten te vallen. Zodra je uit de baarmoeder van je moeder komt heeft de staat je in het vizier. Het Nederlandse burgerschap is je opgelegd. Je kunt niet op een boot stappen naar een steppe zonder overheid – vrijwel elk gebied valt onder wetten. Maar men kan er toch voor kiezen om naar Griekenland te verhuizen? Door dat niet te doen kies je Rutte als baas. Shengwu Li weerlegt dat idee met een gedachte-experiment: ‘Suppose I lived on an island with no travel to the outside world. There is a Northern Mafia that controls the North half, and a Southern Mafia for the South half. Each takes my presence in its half as a sign that I have consented to obey its rules. Each points out, correctly, that I could leave (for the other half) if I chose. Can I be said to have consented to live under the rule of the mafia?’ Bovendien is emigreren voor velen te duur om te doen.[2]
We kunnen niet weg van de overheid en vallen onder haar dwang, maar we mogen wel stemmen. Dat rechtvaardigt die dwang niet per se, want als ik je portemonnee steel en je laat meepraten over wat ik met dat geld doe maakt dat de diefstal nog niet legitiem (lees het artikel van Li voor meer). Maar stemrecht verzacht het probleem in ieder geval een beetje. Het is fair dat we iets mogen zeggen over hoe Rutte en Klaver hun macht over ons uitoefenen. Zo kunnen we er invloed op hebben, met een grote groep verandering afdwingen en kritiek geven die de Staten-Generaal bindt op een manier waarop opinieartikelen dat niet kunnen. Iedere Nederlander valt onder het nationaal bewind; ook minderjarigen kunnen boetes opgelegd worden, hebben problemen met de politie, vallen onder de wetten en krijgen straks te maken met rente op hun studielening. Daarom verdienen ook zij in principe inspraak, tenzij men kan bewijzen dat jongeren op een zekere leeftijd de politiek onmogelijk kunnen begrijpen.
Terug naar Gent. Uit het onderzoek van Dieter Stiers blijkt dat het voor zestienjarigen goed mogelijk is om betrokken te zijn bij de politiek. ‘Er bestaat een stereotiep beeld dat jongeren zich laten leiden door een mooi gezicht of een pakkende slogan. Maar hun logica lijkt vergelijkbaar met die van volwassen stemmers. Zo hechten kiezers van de groene partij aan het milieu, terwijl stemmers op een liberale partij meer denken aan de economie’, vertelt de promovendus. Zowel de resultaten van zijn analyse als de herinneringen van de meeste lezers aan toen ze in hun examenjaren zaten – denk ik – wijzen erop dat jongeren vanaf zestien jaar prima in staat zijn na te denken over hoe de politiek eruit moet zien. Dan moeten ze ook kunnen stemmen.
Maar tieners kijken toch Enzoknol in plaats van de Algemene Politieke Beschouwingen? Of iets genuanceerder: onder de achttien zijn mensen wellicht niet goed genoeg geïnformeerd om te stemmen. Dat klopt niet. Ten eerste is er juist op scholen de ruimte om jongeren te informeren, omdat ze door de dwang van de overheid iedere week een uur vastzitten in het lokaal van Maatschappijleer. Ten tweede merkt Stiers op dat mensen zich beter inlezen als ze mogen stemmen. ‘We vergeleken jongeren die net oud genoeg waren om te stemmen met jongeren die nét (slechts enkele dagen) te jong waren. Jongeren die mogen stemmen, blijken zich meer te informeren over politiek. Die interesse stemt optimistisch.’
Ten derde hoeft men niet perfect op de hoogte te zijn om te mogen stemmen. Er is geen kennistest voordat mensen de stembus in mogen. Ook volwassenen die alleen Goede Tijden, Slechte Tijden kijken en niets meer dan de horoscoop lezen hebben recht op een stembiljet. Het onderliggende principe is dat je niet per se veel kennis moet hebben, maar dat je in staat moet zijn om je in te lezen en je te verdiepen in je voorkeuren en welke partijen daarbij aansluiten. Mensen die dat niet kunnen, peuters bijvoorbeeld, hebben geen enkel belang om te stemmen omdat ze onmogelijk hun voorkeuren kunnen koppelen aan de keuze van hun rode potlood. Het zou slechts willekeur zijn, en dan is het beter voor de representativiteit van verkiezingsuitslagen als ze thuisblijven. Maar wie wel kan reflecteren op de acties van Baudet of Asscher mag zijn stem uit brengen. Dezelfde logica geldt dan voor zestienjarigen: een deel volgt dan wel niet de politieke bijlage van de krant, maar ze hebben wel de mogelijkheid om dat te doen en weloverwogen een mening te vormen. Dus mogen ze wat mij betreft stemmen.
Een ander bekend argument van critici is dat minderjarigen te makkelijk te beïnvloeden zijn. Daar zit een kern van waarheid in, maar het is toch een zwakke tegenwerping. Stiers stelt: ‘De linkse partijen kregen vergeleken met de officiële uitslag iets meer stemmen van jongeren, waarmee zij zich progressiever tonen dan hun ouders.’ (Op de tegenwerping dat GroenLinks niet nog groter moet worden gaat dit essay niet in.) Ook jongeren kunnen onafhankelijk denken.
Natuurlijk hebben ouders invloed op hoe hun kinderen denken over de politiek. Maar de discussie over stemrecht heeft niks te maken met een soort vrije wil die volwassenen zogenaamd wel zouden hebben en middelbare scholieren niet. We kiezen niet zelf onze voorkeuren, of hoe ze tot stand komen. Iemand van dertig die socialist heeft dat misschien ook grotendeels vanuit zijn opvoeding door communistische ouders meegekregen. Ik denk dat aardig wat VVD-stemmers een vader hebben die niet van de Belastingdienst houdt. Los daarvan hebben we geen idee waarom een emotie van compassie in ons opkomt, waardoor we willen dat de Nederlandse staat bijdraagt aan vrede in het buitenland. Onze voorkeuren hebben we onvrijwillig; het stemrecht gaat erom dat mensen die voorkeuren in vrijheid door kunnen laten werken in de politiek. Dat is voor iemand in HAVO 5 niet anders dan voor een pensionado.
Ik hoor een enkele lezer nog roepen dat middelbare scholieren geen belasting betalen en daarom ook niet mogen kiezen hoe andermans geld door Rutte wordt besteed. Maar iemand die vakken vult en met zijn salaris in een tussenuur een frikandelbroodje koopt betaalt daar gewoon 21% BTW over. Daarnaast mogen mensen in de bijstand of de gevangenis, die geen belasting betalen, stemmen. Ook heeft een deel van het overheidsbeleid niet te maken met de besteding van de overheidskas, zoals regels over verkeersveiligheid of strafbaarstellingen. Dat niet alle minderjarigen belasting kwijt zijn betekent daarom niet dat ze niet verdienen te kiezen hoe de politiek eruit ziet.
Vanaf zestien jaar moet iedereen het recht hebben om te stemmen. Natuurlijk is die grens enigszins willekeurig, echter moet je hem ergens trekken. (Ik laat me overigens graag overtuigen dat vijftienjarigen ook het stemrecht verdienen, maar dat doet niet af aan mijn punt.) Dit is meer dan een filosofisch ideetje. Het doet ertoe. Jongeren mogen iets te zeggen hebben over hun toekomst, het klimaatbeleid waar ze de komende decennia de gevolgen van ondervinden, hoe hun onderwijs eruit ziet. Bovendien zitten er vaak jaren tussen verkiezingen en de invoering van het beleid dat daaruit voortvloeit. Iemand in de vijfde die geen rente op studieschulden wil als hij het huis uit gaat moet dus op zijn zestiende al een stem daarover kunnen uitbrengen om op tijd te zijn. Met 1848, vervolgens de verbreding van het censuskiesrecht, daarna het algemeen mannenkiesrecht en uiteindelijk het vrouwenkiesrecht zijn we steeds meer in de richting gekomen van echte democratie. Het is tijd voor de volgende stap.
Joas Bakker
[1] https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/promovendus-politicologie-dieter-stiers-ook-16-jarigen-brengen-een-geinformeerde-stem-uit~baecfcae/]
[2] https://trolleyproblem.blogspot.com/2012/02/why-social-contract-arguments-are.html#more]