Het referendum als heilzame verlossing?
Het referendum zou de kloof tussen burger en politiek kleiner maken, maar is deze vorm van politieke besluitvorming wel zo wenselijk?
Kort in het zomerreces werd het in ons belangrijkst democratische orgaan (de Tweede Kamer) spoedig duidelijk dat er geen meerderheid te vinden was voor het correctief referendum. De voormalige indieners (Groenlinks, PvdA en D66) keerden zich tegen het wetsvoorstel. Weliswaar is D66 nog steeds voorstander van een bindend referendum op nationaal niveau. Als tegenstander van überhaupt het hele principe van een volksraadpleging in de vorm van het referendum kan ondergetekende deze opvatting wel plaatsen. Is het verstandig om een voor het groot gedeelte ongeïnformeerd volk de taak op zich te laten nemen om als wetgever te fungeren zonder de mogelijkheid om hier uiteraard later verantwoordelijk voor af te leggen? Beslist niet. Echter, wanneer men kijkt naar de rechtvaardiging van D66 voor een correctief referendum op nationaal gevoel, springt een gevoel van ambivalentie in het oog.
Burgerparticipatie in de vorm van referenda, aldus de redenering van D66, zou goed zijn voor het algemeen vertrouwen in de democratie en neemt de vaak uiteengezette kloof tussen burger en ‘elite’ weg. Als je in dit verhaal zou geloven zou je je echter meteen afvragen waarom de burger volgens D66 enkel en alleen zich zou mogen uitspreken over nationale aangelegenheden terwijl internationale of zelfs supranationale besluitvorming eveneens invloed hebben op het doen en laten van de Nederlands staatsburger. In 2013 besloot de EU bijvoorbeeld (een supranationaal orgaan) richtlijnen op te stellen voor de verpakking en inhoud van babymelk. Dit reglement betrof welke samenstelling babyvoeding en –melk mochten hebben en welke mineralen en vitaminen hier aan toegevoegd konden worden.(1) Wanneer de Nederlandse regering deze samenhang van richtlijnen ontwierp, zou D66 dit wel referendabel achten. In de eerder geschetste vorm niet, terwijl de implicaties voor bijvoorbeeld Nederlandse voedselproducenten evident zijn. De discrepantie tussen invloed betreffende nationale of internationale verdragen op de bewegingsruimte van de Nederlandse burger is hierbij vaak afwezig.
De eerder genoemde ambivalentie zit hem vooral in de rechtvaardiging van het correctief referendum aan de kant van de democraten. Indien D66 alle Nederlandse kiesgerechtigden in staat acht om een legitiem oordeel te vellen over parlementaire besluitvorming, waarom houdt deze verantwoordelijkheid over de grenzen dan op ondanks dat ook hier het parlement in de vorm van ratificatie een cruciale rol is toegedicht? D66, met de traumatische herinnering van het Oekraïne referendum dat in wezen niet eens correctief was, wenst waarschijnlijk zo min mogelijk burgerparticipatie op internationaal gebied, omdat zij immers al in overeenstemming is met de lijnen die hier op dit moment worden uitgezet. Het risico van een afwijkende koers moet hierbij worden vermeden, en hiermee wordt het argument dat je ook de burger wat internationale aangelegenheden betreft kunt overtuigen aan de kant gezet. Is D66 dan wel van mening dat de bevolking een weloverwogen oordeel inzage deze casus kan vellen?
Politieke partijen zijn alleen voor een bindend referendum op het moment dat, met het oog op hun verdere standpunten, dit aantrekkelijk is. Neem het Forum voor Democratie, een partij die bijna de tegenpool van het kosmopolitische D66 vormt. Ook de heer Baudet weet dat de realisatie van zijn belangrijkste standpunt, uittreding van Nederland uit de Europese Unie, onhaalbaar is via de legitiem parlementaire democratische weg. Hier zijn op dit moment namelijk slechts 22 van de 150 Kamerleden voorstander van. Daarom roept hij verscheidene malen op om de bevolking een ultiem mandaat te geven om zich over dit onderwerp uit te spreken in de vorm van een ‘Nexit referendum’. Wetende dat dit de enige weg is tot realisatie van zijn wens die tevens legitiem aan zal voelen. De ‘bevolking’ heeft zich immers uitgesproken.
Wat D66 en FvD strategisch gemeen hebben is dat zij omtrent het referendum allebei onder een morele façade van ‘de burger willen participeren’ opereren. Terwijl zij nogmaals daadwerkelijke inspraak alleen (on)nodig achten om hun desbetreffende doelen te bereiken of in stand te houden. Ik betoog hierin niet dat iedere politicus binnen de partijen die voorstander van het referendum zijn een manipulatieve machiavellist is. De waarheid licht immers in de nuance, daarom moet ook de strategische positie van politieke partijen en hun houding tegenover het referendum onder de loep genomen worden. In dit kader is het ook volkomen logisch te verklaren dat Groenlinks en de PvdA het punt van directe volksdemocratie bij het presenteren van hun verkiezingsprogramma compleet verlieten. Een negatief precedent was immers geschapen, en het beoogt geen glazen bol dat uitkomsten van toekomstige referenda eventueel buiten de ideologische afgrenzing van deze partijen zouden vallen. Hieruit is eveneens uit op te maken dat het laten gelden van de daadwerkelijke ‘volkswil’ in veel instanties niet meer is dan een demagogische constellatie van opportunisme.
Enigszins ironisch is de dubbelzinnigheid van het Forum voor Democratie hier. Aan het begin van de formatie werd riep FvD fractievoorzitter Baudet herhaaldelijk op tot een anoniem ‘kenniskabinet’ met specialisten zonder enige vorm van politieke binding op desbetreffende ministersposten. De analogie met de raad van commissarissen van een beursgenoteerd bedrijf ligt op de loer. Opzicht rationeel verdedigbaar, ware het niet dat dit onverenigbaar is met Baudet’s obsessie voor volksinspraak. Mijn verwachting is zowel FvD’ers als D66’ers in overeenstemming zijn dat een bedrijf dat zich door de meerderheid van dit land laat besturen snel een faillissement zal aanvragen.
Er zijn veel redenen om tegen het hele instrument van referenda te zijn. De Nederlandse bevolking kiest een representatief parlement dat zich laat adviseren door talloze van professionele instellingen. De centrale rekenkamer, CPB en de Raad van State hebben als belangrijkste taak de volksvertegenwoordigers op juridisch en economisch gebied te adviseren. De reden waarom D66 een correctief referendum omtrent een internationaal verdrag schuwt, is ook inherent verbonden aan de zwakte van het hele systeem in het geheel. De tastbaarheid voor demagogische ophitsing waar sentiment eerder over de rationaliteit prevaleert drijft bij zo’n manifestatie van directe democratie eerder naar boven. Inclusief intensere gevolgen aangezien de eerder genoemde professionele tussenlaag tussen stemmer en uitvoering ontbreekt. Een andere institutionele zwakte is uiteraard de dogmatische keuze die wordt gepresenteerd. In een democratische systeem dat zich kenmerkt door compromis en rekest is een voorgeschotelde ‘Ja’ of ‘Nee’ immers onuitvoerbaar. In een vertegenwoordigende democratie gaat het om bruggen bouwen en belangenafweging, terwijl in een directe democratie deelbelangen en tegenstellingen centraal staan.
Degene die zich op deze argumenten beroept, wordt echter meteen geconfronteerd met een herkenbare vlaag van ‘populistische correctheid’ waarbij hij als een dictatoriale volksverlakker wordt afgeschilderd. Betekent dit dat het parlement in het geheel isolationistisch moet worden afgeschermd van iedere manifestatie van de meest typerende volksopinie? Nee, er zijn andere manieren om de volkwil tot uiting te laten komen. De bevolking kan door middel van het maatschappelijk middenveld (vakbonden, lobby of belangenorganisaties) altijd invloed op de politiek uitvoeren en zaken op de agenda zetten. Vaak nog met een steuntje in de rug in de vorm van subsidie. Echter invloed in de vorm dat de Nederlandse bevolking de taak als wetgever van de volksvertegenwoordiging overneemt, terwijl zij daar grondwettelijk niet eens toe bevoegd is, zou een ontwrichtende werking hebben op onze parlementaire democratie. Terecht oordeelde Piet Donner, vicepresident van de Raad van State, dat het wispelturige karakter van het volkssentiment de continuïteit van de parlementaire besluitvorming zou schaden.(2)
– Wim Hermans
Voetnoten:
1 https://www.europa-nu.nl/id/vga2czkjmkzj/beleid_voedselveiligheid
2 Jaarverslag Raad van State 2017